Monday, April 02, 2012

Wat onderbelicht bleef

Onder het motto 'I don't believe in NGO's' (respondent X) proberen veel van de commerciele boeren die ik interview op hun eigen manier een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van hun land. Sommigen hebben een school opgericht, anderen hebben een eigen kliniek en weer anderen onderhouden de lokale weg. Met de werknemers die ze in dienst hebben ondersteunen ze indirect hele families en halve dorpen.

Op bezoek bij een Italiaanse familie in het noorden die met een 25 kilometer lange weg verbonden is aan de enige geasfalteerde weg in de buurt, vertellen ze me honderduit over de vooruitgang die ze de afgelopen 15 jaar langs hun 'oprijlaan' hebben gezien. De aan de weg liggende dorpen, waar veel van hun werknemers vandaan komen, hebben langzaamaan hun lemen hutten vervangen door stenen bouwwerken, hebben scholen gebouwd, akkers aangelegd en vee aangeschaft. Families zijn begonnen hun kinderen naar school te sturen en zijn door hun groeiende inkomen in staat meer van hun gezinsleden gezond te houden met de medicijnen uit de nieuwgebouwde kliniek. Met hun gespaarde loon en op krediet gekregen kunstmest zijn sommige werknemers zelf een onderneming gestart - hun vrouwen verkopen nu tomaten, pompoenen en aardappelen aan de grote weg.

Ondanks de overduidelijke bijdrage die de agro-sector levert aan lokale ontwikkeling, kwamen er de afgelopen twee weken wat barstjes in mijn eerst wat rooskleurige beeld van de Europese ondernemer in Zambia. Veel ondernemers betalen hun werknemers niet meer dan drie dollar per dag, en hun tijdelijke (casual) arbeiders nog minder. De kinderen van hun werknemers gaan vaak niet naar school, maar hangen rond in de dorpjes op de compound.

Vaak kunnen de permanente werknemers gebruik maken van een huis, een stuk land en toegang tot water op het terrein van de boer. Maar omdat het niet hun land is en ze gemakkelijk ontslagen kunnen worden hebben ze weinig incentive om veel energie en onderhoud in het huis te investeren en beschikken ze ook niet over een onderpand om een lening te krijgen. Vaak proberen ze daarom een lening bij de boer te regelen, maar dat is niet altijd mogelijk. Op veel farms zijn de relaties met de werknemers aardig verstoord doordat er veel gestolen wordt door werknemers, leningen niet terug worden betaald of het afgesproken werk aan het eind van de dag maar half gedaan is. Waar werknemers eerst medicijnen, kunstmest, maismeel en transport gratis of voor een gereduceerd tarief kregen, zijn veel boeren daar inmiddels mee gestopt.

Ook de ambities van veel boeren om iets voor de omliggende communities te doen, wordt vaak vroegtijdig om zeep geholpen doordat stropers uit naburige dorpen hun vee stelen, ze door dorpelingen worden bedreigd of overvallen. In een van de commercial farming areas zijn onder de 25 'witte' boerenfamilies in het gebied de afgelopen dertig jaar 7 mensen vermoord, meestal om geld, uit afgunst of door verstoorde relaties. Boeren beveiligen zich daarom goed: met hekken, verschillende wachtposten en een soort burgerwacht van boerenjongens die zo nu en dan de omgeving screenen op mogelijk tuig.


Ook lukt het boeren niet altijd om met het milieu rekening te houden. Veel van de tabaksboeren zijn afhankelijk van brandhout voor het drogen van de tabaksbladeren (zie boven); anderen zijn door hoge arbeidskosten overgestapt op steenkool uit de Chinese mijnen. Gewassen als soya en mais (zie onder) zijn afhankelijk van grote hoeveelheiden kunstmest en chemicalien om optimaal te groeien.


Sommige boeren gebruiken vliegtuigjes om de pesticides over het land te sprayen. Met 5 liter per seconde wordt water uit de grond, een zelfgemaakt stuwmeer of een nabije rivier gepompt om met grote 'center pivots' graan, groentes of soyabonen te irrigeren. Het 'clearen' van grote stukken bush, het stevige watergebruik en het broeikaseffect hebben grote gevolgen voor de lokale weersomstandigheden. Over de afgelopen decennia is het regenseizoen volgens de meeste boeren korter geworden, het aantal regens binnen die periode minder maar intensiever (lange stortregens) waardoor bij elke bui maar een deel van het water door de bodem kan worden geabsorbeerd, het andere deel verloren gaat en onderweg vruchtbare topsoils meespoelt.


Om niet in mineur te eindigen, een leuke anekdote. Toen ik op een lift van een truck terug naar het zuiden stond te wachten, werd ik aangesproken door een jongen van de minibus, die mij probeerde te overtuigen van het feit dat als ik in zijn lege busje zou stappen er binnen korte tijd genoeg andere reizigers zich bij ons zouden voegen, om het busje voldoende op te vullen (vier man op elke rij van drie stoelen) om te kunnen vertrekken. Niet overtuigd door zijn betoog, bleef ik toch even met hem in gesprek, aangezien er in de wijde omtrek niemand te zien was en we dus beide wat tijd hadden te doden. Hij vroeg me waar ik vandaan kwam, ik antwoordde, waarop hij informeerde of dat ergens in de Verenigde Staten was. Terwijl ik hem schetsmatig de kaart van Europa teken op de achterflap van mijn reisgids, zie ik vanuit mijn ooghoek het embleem dat op zijn gladgestreken blauwe overhemd prijkt: het logo van de Nederlandse Spoorwegen.

No comments: