Tuesday, May 21, 2013

Back to Africa: kritisch kijken naar cacao-keurmerken

Precies zeven weken geleden kwam ik aan in Ghana, met een jaarlijkse groei van rond de 8% in het voor inflatie gecorrigeerde BNP één van de snelstgroeiende midden-inkomenslanden op het Afrikaanse continent. In Ghana's hoofdstad Accra is weinig te zien van de armoede die de beeldvorming over Afrika zo domineert: Brede, groene straten, grote shopping malls en geen plek waar er niet wordt gebouwd aan weer een nieuwe kanoortoren of appartementencomplex. Grote billboards adverteren voor de bontgekleurde stoffen van Vlisco, een Nederlands bedrijf dat aan de groeiende Ghanese elite Indisch geinspireerde batikstoffen verkoopt. Naast een paar grote reclameborden voor familieverpakkingen frituurolie adverteert men voor afslank-kuren, een harde noodzaak in een land waar obesitas een groter probleem aan het worden is dan ondervoeding.



Zodra je echter de hoofdstad uit bent en je de geasfalteerde hoofdwegen verruilt voor de hobbelige zandweggetjes, weet je dat achter Ghana's spectaculaire groeicijfers nog een andere werkelijkheid schuilt. Terwijl de overheidsbus zich met een slakkengang over het lint van rode aarde beweegt dat zich moeizaam door groene heuvels en langs lemen hutjes heen slingert, besef je pas goed hoe ongelijk Ghana's groeiende welvaart (gebaseerd op  de export van goud, olie, diamanten, hardhout en  cacao) verdeeld is over de bijna 25 miljoen inwoners die het uitgestrekte West-Afrikaanse land telt. Tegen een derde  van de bevolking leeft onder de armoedegrens, waarvan het grootste gedeelte op het platteland: in de steden leeft 10 procent van de bevolking onder de armoedegrens; in de rurale gebieden is dat gemiddeld 40 procent.

Die plattelandsarmoe is goed zichtbaar in de cacao-sector, de inkomstenbron voor 30 % van alle Ghanezen. Bijna alle cacao wordt verbouwd  op kleine stukken land van niet veel meer dan een hectare: de boeren houden er net genoeg aan over om hun grote families mee te onderhouden en hun werknemers een mager loon van te betalen. Kinderarbeid is wijd verspreid, maar de ergste vormen ervan, die schadelijk zijn voor de gezondheid en schoolgang van kinderen, zijn in de afgelopen 10 jaar grotendeels uitgebannen. De witte cacao-bonen moeten uit de geel-groene vruchten aan de stam van de cacao-bomen geschept worden, alvorens ze in een zak fermenteren en op een bamboe mat te drogen worden gelegd totdat ze mooi bruin zijn en klaar voor de export. Het onderhoud van een cacao-farm is een arbeids-intensief proces: er is een aantal jaar flink wieden voor nodig om de kleine cacao-plant uit te laten groeien tot een boom die haar witte bloesems uit kan laten groeien tot volwaardige cacao-vruchten. Bovendien moet er veel gesnoeid worden om de vruchten genoeg licht en ruimte te geven; ook moet de vrucht beschermd worden tegen de insecten en schimmels die voortdurend op de loer liggen. De chemicalien die veel boeren daarvoor gebruiken zijn echter schadelijk voor zowel de mensen die de vruchten bespuiten als voor de biodiversiteit en waterkwaliteit in de omliggende omgeving.





 



 



 
 
Over de afgelopen jaren zie je in Nederland steeds meer gecertificeerde chocola in de schappen verschijnen: Tony Chocolonely, Fairtrade Verkade en Utz Certified Mars-repen. Allemaal geven ze de consument de indruk dat als je die chocola koopt, die duurzaam is geproduceerd: met oog voor milieu, werkomstandigheden en met een bijdrage aan betere levensomstandigheden van de cacao-boer. Hoe duurzaamheid is gedefinieerd, verschilt echter per keurmerk. Bovendien is er nog heel weinig degelijk onderzoek gedaan naar de impact die deze keurmerken hebben op het welzijn van de producerende boeren. Mijn verwarring als consument en de kennislacune op dit gebied in de wetenschappelijke literatuur waren de aanleiding om mijn masterscriptie aan dit onderwerp te wijden: wat is nu precies de ontwikkelingsimpact van die certificering van cacao-boeren?
 
Na een paar weken vol boeiende interviews met de belangrijkste partijen in de Ghanese cacao-sector (Ghana Cocoa Board, Armajaro, Cargill, Barry-Callebaut, IITA, WCF, Mars, Solidaridad, Fairtrade, Rainforest Alliance) bezocht ik vier weken geleden de eerste cacao-farms. In een gebied waar boeren tot voor kort in het duister tastten wat betreft duurzame productiemethoden en goede arbeidsomstandigheden interviewde ik een groep van 25 gecertificeerde boeren die in korte tijd flink getraind was om meer en duurzamer te gaan produceren. Ook interviewde ik een groep van 25 niet-gecertificeerde boeren in een vergelijkbaar dorp 10 kilometer verderop, die als controlegroep functioneerde. Alle 50 boeren vroeg ik een vergelijking te maken tussen 2010 (het jaar voordat de certificering begon in de eerste groep) en nu, op economisch, sociaal en milieu-gebied. Ook organiseerde ik met elke groep boeren een participatieve dorpsbijeenkomst, waarin boeren in kleine groepen gevraagd werd na te denken over de veranderingen op community level en de prioriteiten die zij hebben voor de toekomst. Een belangrijke kritiek op veel van de keurmerken is namelijk dat ze meer een wensenlijstje zijn van de Europese consument dan dat ze echt de belangrijkste uitdagingen van de boeren zelf addresseren.
 
Voor de kijkers thuis een impressie van de vele uitdagingen van veldwerk in Afrika: het please-make-a-picture-of-my-cocoa-fenomeen; het hoe-vind-ik-een-huis-zonder-straatnamen-en-huisnummers; een versgeslachte cobra op het pad richting de cacao-velden; de verplichte aanschaf van oerHollandsche Schiedammer schnapps(op elke straathoek verkrijgbaar) om die half leeg te zien gieten ter ere van de vele voorouders en de rest samen op te drinken  om de toestemming van de lokale chief te bemachten; het please-join-us-for-another-picture-in-the-scorching-sun na elke geslaagde dorpsbijeenkomst. Kortom: dolle pret in Ghana, volgende keer meer!