Hoewel ik voor de derde keer een lange tijd in Afrika ben kan ik ook nu nog moeilijk wennen aan de dagelijkse realiteit van mijn respondenten. Een wereld van lemen hutjes, een leven zonder stromend water, elektriciteit, internet of televisie. Elke ochtend en avond water halen, brandhout om op te koken, batterijen voor de radio's die geluiden van de grote stad het stoffige erf op blazen.
In het laatste dorp dat ik onderzocht had vijf jaar terug een hevige storm huisgehouden: de bewoners van het dorp hebben sindsdien maar weinig kans gezien hun huizen weer in oorspronkelijke staat terug te krijgen. Overal hangen verroeste golfplaten aan elkaar en brokkelen de al beschadigde lemen muurtjes door wind en regen langzaam af. Her en der houden houten palen kleine huisjes overeind.
Tussen dit alles gaat het dagelijkse leven door: gefermenteerde cacao-bonen worden op rieten matten te drogen gelegd, rood-oranje palmvruchten worden in grote pannen gekookt tot de palmolie aan de oppervlakte blijft drijven, maiskolven worden met tientallen tegelijk gestoomd, op de hoofden van dochters gestouwd en aan de grote weg verkocht. Een groep luidruchtige mannen verdrinkt vanaf vroeg in de morgen hun zorgen met palmwijn in een houten keet; kinderen drentelen naar de school waar hun leraren nog aan moeten komen; moeders slepen met kinderen op de rug en hun ballast op hun hoofd grote bundels brandhout aan.
In de bossen om het dorp zijn als grote postzegels rechthoekige velden weggekapt. Vaak wordt de slash-and-burn-methode gehanteerd, waarbij na het kappen het resterende groen in de fik wordt gestoken. Dit levert voor de eerste paar jaar vruchtbare grond op, maar put op de lange duur de aarde uit, waardoor de boer in kwestie zich aan weer een nieuwe 'postzegel' moet wagen. Daarnaast zijn er de commerciele houtkappers actief, die met motorzagen de resterende grote bomen omkappen. Meestal zonder permissie, soms met het twijfelachtige verhaal dat het in opdracht van de overheid zou zijn en vaak genoeg zonder vergoeding voor de boer in kwestie.
Om rond te komen is het niet ongewoon dat kinderen een groot deel van het werk doen: op de farm en in het huishouden. Meisjes vanaf 10 jaar dragen grote emmers water op hun hoofd, kleine kinderen lopen met laarzen en machete achter hun ouders naar de velden. Een groot deel van de jongens van het dorp zitten hele ochtenden en avonden achter het weefgetouw. Het resultaat van een hele week weven is een dunne strook kente: een hele rij van die stroken aan elkaar vormt samen het traditionele gewaad van de lokale chiefs. Door het arbeidsintensieve proces is het een van de duurste stoffen die in Ghana verkocht wordt.
In de cacao-sector is sinds het begin van vorig decennium veel negatieve media-aandacht geweest voor de mate waarin kinderen actief waren bij de productie van de cacao. Daardoor is er vanuit het bedrijfsleven, maar ook door overheid en NGO's veel aandacht besteed aan het uitbannen van de worst forms of child labour (WFCL): die vormen van kinderarbeid die ten koste gaan van de gezondheid en het onderwijsniveau van het kind. Alles om er voor te zorgen dat de consument geen bittere nasmaak krijgt van door kinderen geproduceerde chocola. Uit mijn interviews blijkt dat het beleid effect heeft gehad: kinderen werken meestal alleen in het weekend op de cacao-farm en zelfs dan maar een paar uur. Het kindvriendelijke cacao-beleid sluit natuurlijk nog niet uit dat diezelfde kinderen niet voor allerlei andere additionele economische activiteiten worden ingezet, zoals kente weaving.
De lage inkomens, de aantasting van het milieu en de vaak zware arbeidsomstandigheden in de cacao-sector maken het voor mij heel interessant om te kijken naar de rol die keurmerken kunnen spelen in het beinvloeden van het welzijn van de cacao-boer. Nu ik meer dan honderd interviews heb gedaan en vier propvolle village meetings achter de rug heb begin ik langzaamaan een beeld te krijgen van wat de bijdrage is die certificering kan leveren aan de verbetering van de levensomstandigheden in het soort dorpen als ik hierboven heb omschreven.
Doordat boeren getraind worden in landbouwtechnieken onderhouden ze hun cacao-farms beter: meer en vooral beter snoeien en wieden levert meer cacao-vruchten en op en daarmee meer inkomen. Daarnaast worden de boeren die ik ondervraag gestimuleerd om meer chemicalieen te gebruiken: pesticides, fungicides, weedicides. Vanuit de certificerende organisaties worden spraying gangs opgezet: een paar boeren die voor een klein bedrag (met de juiste beschermende kleding) alle gecertificeerde cacao-farms besproeien.
Door het stijgende gebruik van chemicalieen zie je de opbrengst per hectare nog verder omhoogschieten. Jammer genoeg gaat het ten koste van de gezondheid van de boer en de biodiversiteit op de farm: boeren beginnen ook buiten de spraying gang om chemicalieen aan te brengen (nu zonder beschermende kleding, met ademhalingsproblemen, oog-infecties en huid-irritatie tot gevolg) en de insecten die de bodem vruchtbaar houden leggen het loodje.
Doordat de nieuwe landbouwtechnieken veel arbeids-intensiever zijn staat de gezondheid van de boer meer onder druk, is de druk hoger om toch kinderen in te zetten, wordt er meer gebruik gemaakt van slecht-betaalde dagloners en lukt het veel boeren niet om de hogere investeringen (lonen, chemicals, farming equipment) op te brengen. Nog steeds lijkt het erop dat de meeste boeren met keurmerk economisch beter af zijn, maar of de sociale omstandigheden en het milieu bij certificering gebaat zijn is nog maar de vraag.